Bij de huisarts moet ik lange tijd wachten in de wachtkamer. Een wachttijd van een half uur tot drie kwartier is heel normaal bij deze huisartsenpost. Ik voel mij nog steeds heel slecht en ga twee keer naar het toilet. Als ik eindelijk aan de beurt ben, zie ik een onbekende arts. Ze vertelt dat ze een invalster is en dat ze drie dagen per week in deze praktijk komt werken. Terwijl ik probeer rustig te praten, merk ik dat het niet meer gaat. Ik ben zo misselijk en benauwd. Ik geef aan dat ik mij niet goed voel. De huisarts reageert voortvarend en meet mijn pols en zuurstofgehalte. Allebei zijn ze niet goed. Ze vraagt of ik altijd een hoge pols heb? Ik krijg bijna geen lucht en voel dat mijn gezicht tintelt. Ik ben bang dat ik flauw ga vallen en wil liggen. De huisarts roept haar assistente. Ze zegt tegen mij dat ik symptomen heb van een hartinfarct of van acute hyperventilatie. Ze vermoedt het laatste, aangezien ik nog kleur in mijn gezicht heb. De assistente haalt een rustgevend middel en neemt mij mee naar een aparte kamer. Daar doet ze een aantal testen en laat mij het pilletje slikken. Er wordt gevraagd of er iemand voor mij kan komen. Ik bel mijn vriend, die er vervolgens binnen no time is. Het pilletje begint te werken. Ik voel mij rustiger worden. De huisarts geeft aan dat ik acute hyperventilatie heb gehad. Ze vertelt wat dit is. Voor mijn eigen gemoedsrust zegt ze dat het goed is om ’s middags een bloedtest uit te voeren, zodat ook uit het bloed kan worden gehaald dat het geen hartinfarct was. Ik wil vooral naar huis en stem in met het bloedonderzoek.
De volgende dag wordt er gebeld dat het inderdaad geen hartinfarct was. De huisarts vraagt of ik een nieuwe afspraak wil maken voor over een paar dagen. Op mijn werk stapelt alles zich op nu ik ziek ben. Er is niemand die mijn werk kan overnemen. Ik word constant gebeld en gemaild. Om de salarissen te betalen, moet ik naar kantoor om fysiek te tekenen. Ik rijd naar kantoor. Het rijden gaat niet goed. Ik voel steeds paniek opkomen, als ik moet rijden. Op kantoor blijf ik nog wat langer zitten om een paar hoognodige zaken weg te werken. Terwijl ik achter mijn scherm zit te typen, merk ik dat ik moeite heb om de letters helder te lezen. Het lijkt wel alsof er iets in mijn zicht zit, een soort vlek. Ik besluit even een rondje te lopen door het gebouw. Beneden is de schoonmaakster bezig om koffie te zetten. Ik praat met haar, maar tijdens dit gesprek merk ik dat mijn zicht slechter wordt. De vlek breidt zich uit. Ik loop weer naar boven, naar mijn werkplek en sluit de deur om even alleen te zijn. Inmiddels kan ik helemaal niet meer lezen door de grote, flikkerende vlek die zich in mijn zicht bevindt. De vlek wordt steeds groter. Wat is dit nu weer? Ik word bang en besluit weer naar huis te gaan. In de auto blijf ik wachten, totdat het iets beter gaat qua zicht. Ik ben weer zo misselijk en mijn hoofd voelt vreemd licht aan.
Een nieuw bezoek aan de huisarts sluit gelukkig uit dat het verslechterde zicht iets ernstigs was. De huisarts zegt dat het oogmigraine was. Niet ernstig, wel vervelend. Dit is waarschijnlijk een genetisch iets. Mijn vader heeft het ook al sinds zijn jeugd. Tot dit moment heb ik het nooit gehad, maar iets triggert het nu bij mij ook. Ik word bang van alles wat er in mijn lichaam gebeurt. De huisarts kijkt mij aan en vraagt of ik de laatste tijd hard heb gewerkt. Ik geef aan dat dit het geval is, maar ik zwak het tegelijk ook af. De huisarts geeft aan dat ik echt rustiger aan moet doen. Ze meet mijn hartslag en constateert weer dat deze erg hoog is. Ze zegt dat ze denkt dat ik een burn-out heb. En dan breek ik en begin ik te huilen. Hoewel ik eigenlijk wel wist dat ik veel te hard gewerkt heb met veel stress, drukte ik het ook weg.
Ik bel mijn leidinggevende en geef aan dat ik voorlopig nog niet kom werken, omdat ik niet meer kan. Tegen beter weten in hoop ik dat een weekje niet werken gaat leiden tot de oplossing. Ik neem mij voor om de hele week mijn telefoon niet aan te raken en geen mails te bekijken. Vol goede moed probeer ik het normale leven thuis op te pakken. Maar die nacht gaat het mis. Mijn lichaam blijft volledig aan staan. Wat ik ook doe, ik kan niet slapen. Ik heb hyperventilatie, mijn lichaam trilt en ik ben doodmoe. Maar hoe moe ik ook ben, ik slaap niet. De volgende dag ben ik gebroken. Ik probeer de dag door te komen, maar het lukt mij nauwelijks. De nacht daarop gebeurt hetzelfde. Oververmoeid als ik ben, val ik even in slaap. Maar na een half uur schrik ik wakker en herhaalt het niet kunnen slapen zich. Uren lig en zit ik de nacht door te komen, wachtend tot het weer licht wordt. Ik voel mij gejaagd en onrustig, doodmoe en wanhopig. De gedachten in mijn hoofd stoppen niet meer. Ik kan alleen nog maar huilen.
Verschil overspannen en burn-out
Vaak denken buitenstaanders, mensen die geen burn-out (zelf of in hun nabijheid) hebben meegemaakt, dat iemand die burn-out is vooral moe is en veel slaapt. Met veel rust komt hij of zij er weer bovenop. Maar dit is niet waar. Er is een fundamenteel verschil tussen overspannen zijn of burn-out zijn. Wanneer iemand overspannen is, geldt dat hij of zij bij rust weer redelijk snel volledig herstelt. Met andere woorden: het is omkeerbaar. Overspannenheid is eigenlijk het voorstadium van een burn-out. Bij een burn-out geldt dat het gehele lichaam ontregeld is en het heel lang duurt voordat iemand weer (enigszins) kan functioneren. Al je lichamelijke reserves zijn opgebruikt en het hormonale stresssysteem is helemaal uit balans. De simpelste taken uitvoeren lukt niet meer. Met wat rust of ontspannen wordt een burn-out dan ook niet opgelost.
Niet meer kunnen slapen
Regelmatig start een burn-out niet met moe zijn en alleen maar kunnen slapen, maar juist met niet meer kunnen slapen. Dit is natuurlijk volledig paradoxaal: je lichaam is op en je bent doodmoe. Slapen zou dus het beste zijn, maar dit lukt niet. Normaal gesproken zorgt het hormoon melatonine ervoor dat je moe wordt en naar bed gaat om te slapen. ’s Ochtends vroeg, na een nacht slapen, worden dan je cortisol waardes weer hoger, zodat je wakker wordt. Bij een dreigende stress situatie of als er iets gevaarlijks gebeurt, maakt je lichaam eerst adrenaline aan. Cortisol wordt aangemaakt om langere tijd alert te blijven en langdurig met stress om te gaan. Voor een korte periode is dit geen enkel probleem, maar wanneer dit structureel wordt, gaat het mis. Bij een (naderende) burn-out zit er standaard teveel van het hormoon cortisol in je lichaam en zijn je hormoonhuishouding en zenuwstelsel volledig ontregeld. Je lichaam blijft als het ware continue ‘aan’ staan. Slapen kan dan steeds lastiger worden. Dit kan zich uiten in problemen met inslapen, doorslapen en/of veel te vroeg wakker worden. Door de hoge cortisol waardes wordt de REM slaap en de diepe slaap minder diep. In extreme gevallen verdwijnt deze zelfs helemaal tijdens een burn-out. De REM slaap is nodig om gebeurtenissen van overdag te kunnen verwerken. Indien dit niet meer lukt, ontstaat er een vicieuze cirkel waar het lastig is om zelf uit te komen.
‘My eyelids are heavy, but my thoughts are heavier’ - unknown
Comments